Linda van Klink, Koninklijke Visio
Welke activiteiten kun je zoal met cliënten met een visuele en verstandelijke
beperking (VVB) of andere meervoudige beperking (MB of EMB) ondernemen? In deze
aflevering uit de serie Vvb
activiteiten
gaan we in op het werken met groepen.
Het kan soms een hele onderneming zijn om met een groep cliënten een
gezamenlijke activiteit te ondernemen. Toch worden groepsactiviteiten vaak
gedaan, bijvoorbeeld op de woning, dagbesteding, kinderdagcentra of school.
Bij het werken met een groep is er sociale interactie is tussen cliënten en
kunnen ze van elkaar leren. Voor het werken met een groep is er minder personeel
nodig.
In dit artikel geven we een aantal tips en voorbeelden waarmee je een
groepsactiviteit tot een succes kunt maken. Benieuwd welke tips dat zijn en hoe
je daar zelf mee aan de slag kan gaan? Lees dan snel verder.
Wat verstaan we onder een groepsactiviteit?
Bij een groepsactiviteit is er sprake van een groep deelnemers die samen
dezelfde activiteit ondernemen. De groepsgrootte kan daarbij sterk variëren en
is afhankelijk van:
In dit artikel spreken we over een groepsgrootte van gemiddeld acht cliënten. We
kiezen voor deze grootte omdat we dat in de praktijk vaak terugzien. De
informatie in dit artikel kun je echter ook prima gebruiken bij kleinere of
grotere groepen.
Je kunt groepsactiviteiten grofweg op twee manieren aanbieden. Bij de eerste
manier wordt er door alle deelnemers aan dezelfde activiteit deelgenomen. Bij de
tweede manier heeft elke individuele deelnemer een andere, eigen taak binnen het
grote geheel. Welke vorm je het beste aan kan bieden is afhankelijk van het
niveau van de deelnemers en wat ze zullen gaan doen.
In de regel zijn er meestal een of twee begeleiders die met de groep aan de slag
gaan.
Een goede voorbereiding is het halve werk!
Als je als begeleider met een groep aan de slag gaat is het van essentieel
belang om de activiteit goed voor te bereiden. Zo breng je rust en structuur in
de groep, kun je meer tijd en aandacht besteden aan de cliënten en kom je minder
snel voor verrassingen te staan.
We geven daarom de volgende tips als je gaat voorbereiden:
1. Verminder omgevingsgeluid
Zorg dat bijvoorbeeld de tv of radio uit staat. Maar zorg bijvoorbeeld ook dat
de deur dicht is zodat er geen ongewenst geluid is wat voor afleiding kan
zorgen.
2. Zorg voor goede verlichting
Probeer daarbij rekening te houden met bijvoorbeeld het type slechtziendheid. Te
veel of te fel licht kan hinder veroorzaken.
Lees meer over verlichting in
huis
3. Kies de juiste plek voor de activiteit
Kies voor een vaste plek waar je de activiteit uitvoert. Let hierbij op de
volgende zaken:
Zorg dat je overzicht over de groep hebt. Ga bijvoorbeeld in een kring of
aan een tafel zitten.
Zorg voor zo min mogelijk afleiding uit de omgeving. Houd kasten gesloten en
deuren dicht. Kortom, zorg voor een opgeruimde omgeving.
Vermijd tegenlicht of lichthinder. Let dus ook op de positie van de werkplek
ten opzichte van het raam en controleer of er geen sprake is van tegenlicht
of verblinding.
Zorg voor het geschikt meubilair om op te zitten.
4. Kies de juiste materialen
Zorg voor materialen waarmee je verschillende zintuigen kunt prikkelen. Denk
hierbij aan materialen die een beroep doen op de tast (voelen), gehoor
(luisteren), reuk (ruiken), visus (kijken) en eventueel oraal (smaak).
Je kunt ook materialen aanpassen zodat ze beter kunnen worden gebruikt tijdens
de activiteit:
Vergroot afbeeldingen, kleurplaten of spelonderdelen en druk ze af. Maak
daarna met een stift de lijnen dikker als dat nodig is.
Maak gebruik van kleurcontrasten om voorwerpen en materialen beter zichtbaar
te maken.
Maak materialen beter voelbaar, bijvoorbeeld door met pasta lijnen te
accentueren of door er stof op te plakken.
5. Breng structuur aan
Maak gebruik van een vaste structuur om de activiteit te starten, uit te voeren
en af te sluiten. Je kunt bijvoorbeeld begin en het einde aangeven door steeds
een bepaald liedje te zingen of af te spelen. Of je laat dan steeds hetzelfde
voorwerp voelen of zien.
6. Houd materialen binnen handbereik
Zorg dat de materialen die je tijdens de activiteit nodig hebt dichtbij liggen.
Leg ze bijvoorbeeld in een box, zodat je tijdens de activiteit niet onnodig
hoeft weg te lopen en daardoor misschien de aandacht van de groep verliest.
7. Breng variatie aan
Zorg ervoor dat je tijdens de activiteit verschillende vaardigheden afwisselt.
Hierdoor vergroot je de alertheid van je cliënten en kun je aansluiten op de
diverse niveaus in de groep. Varieer bijvoorbeeld tussen grove motoriek, fijne
motoriek, luisteren, kijken en zingen.
8. Houd je cliënten betrokken
Zorg ervoor dat de cliënten tijdens de activiteit betrokken blijven. Je kunt dit
doen door ze ook individuele aandacht te geven tijdens de groepsactiviteit.
Voorbeeld 1: Voorlezen als groepsactiviteit
We gaan voorlezen nu uitwerken als voorbeeldactiviteit die je zowel bij kinderen
als volwassenen kunt inzetten.
De beschrijving is zo gemaakt dat deze door 1 begeleider uit te voeren is.
Ben je met twee begeleiders dan kun je makkelijker de taken verdelen en meer
aandacht aan de cliënten geven.
Zoals je eerder al kon lezen is het belangrijk om te starten met een goede
voorbereiding. We beschrijven daarom eerst kort welke materialen je nodig kunt
hebben en hoe je deze kunt meenemen als je gaat voorbereiden. Daarna lees je hoe
je de activiteit kan uitvoeren en afsluiten.
Voorlezen - voorbereiding
Zodra alle materialen verzameld zijn in één box, kan de activiteit beginnen!
Voorlezen - uitvoering
Start: alle cliënten zitten in een kring samen met jou als begeleider. De
box met materialen staat naast je. Start met het liedje, bijvoorbeeld door
op de telefoon YouTube te openen en één cliënt op de ‘Play’ knop te laten
drukken.
Nu ga je alle cliënten een voor een langs. Maak even 1 op 1 contact en zing,
klap of beweeg met het liedje mee. Je kan er ook voor kiezen om de cliënten
die zich daarvoor lenen daarna een voorwerp in de hand te geven. Als jij dan
bij andere cliënten bezig bent, heeft deze cliënt wat te doen. Op deze
manier creëer je meer betrokkenheid, minder afleiding en is er mogelijk ook
minder ongewenst gedrag.
Je begint het voorlezen met het laten zien van het boek. Je laat
bijvoorbeeld het boek bij de cliënten een voor een van dichtbij zien en
voelen. Tegelijkertijd benoem je wat er op het boek te zien is.
Tijdens het voorlezen laat je het boek met de voorgelezen pagina zien, of
maak je gebruik van een grote plaat. Je kunt ook een cliënt vragen dit te
vertellen of aan te wijzen om betrokkenheid te creëren. Ook kun je vragen
stellen aan de cliënten over het voorgelezen onderwerp.
Wanneer in het verhaal onderwerpen naar voren komen waar materialen bij
gebruikt kunnen worden, kun je deze uit de box pakken. Afhankelijk van het
niveau van de cliënt kun je er ook voor kiezen om deze het juiste materiaal
uit de box te laten pakken. Ook dit materiaal kun je weer 1 op 1 aanbieden
zodat de cliënt het materiaal even kan ervaren.
Voorlezen - afsluiting
Als het boek uit is wordt het boek dichtgeklapt en samen met alle gebruikte
materialen opgeruimd. Je kunt bijvoorbeeld alle cliënten iets in de box laten
stoppen.
Als afsluiting start je wederom het liedje (laat weer één cliënt op ‘Play’
drukken) en ga je weer samen zingen, klappen of bewegingen maken.
Meer weten over voorlezen?
Voor meer inspiratie en voorbeelden over voorlezen (individueel) kun je kijken
op de website van Visio. Hier vind je onder meer tips en voorbeeld
voorleesverhalen voor cliënten met een visuele en (ernstige) verstandelijke
beperking.
Ga naar de overzichtspagina
Leesplezier
Bekijk de Webinar van Visio en Passend Lezen over
leesplezier
Daarnaast kun je ook denken aan het sprekend boek:
Lees meer over het sprekend boek
https://www.hetsprekendboek.nl/
Voorbeeld 2: Afwassen als groepsactiviteit
Een tweede voorbeeld dat we nu gaan uitwerken is de activiteit afwassen. We gaan
hierbij uit van een groep cliënten die aan tafel zit om deze activiteit uit te
voeren.
De beschrijving is zo gemaakt dat deze door 1 begeleider uit te voeren is.
Ben je met twee begeleiders dan kun je makkelijker de taken verdelen en meer
aandacht aan de cliënten geven.
Allereerst beschrijven we kort welke materialen je nodig kunt hebben en hoe je
deze kunt meenemen als je gaat voorbereiden. Daarna lees je hoe je de activiteit
kan uitvoeren en afsluiten.
Afwassen - voorbereiding
Bij het voorbereiden van afwassen is vooral het verzamelen van de materialen een
aandachtspunt. Afhankelijk van het niveau van de cliënten kan je ze ook in de
voorbereiding al meenemen. Je kunt dan bijvoorbeeld iedere cliënt de taak geven
om een of meerdere voorwerpen uit de keuken te halen totdat alle materialen op
tafel aanwezig zijn. Is dit te lastig voor de cliënten, kies er dan voor om
eerst de materialen op tafel te verzamelen en daarna pas de cliënten aan tafel
te laten komen.
Wanneer je deze activiteit vaker uit gaat voeren kun je ook een vaste bak
gebruiken waar de benodigde materialen al in zitten. Op die manier kun je de bak
met alle benodigdheden in een keer pakken. Je kunt ook kiezen om meerdere ‘sets’
te hebben zodat je de groep kunt opsplitsen en er meer cliënten tegelijkertijd
kunnen meedoen.
Deze materialen heb je in ieder geval nodig (en kun je in een box verzamelen):
Afwasteil
Kan met warm water
Afwasmiddel
Afwasborstel
Sponsje
Theedoeken
Vuilniszak of stukje glijzeil. Deze gebruik je om de afwasteil op te zetten
zodat deze makkelijker over tafel verplaatst kan worden. Gebruik bij
voorkeur een contrasterende kleur met de afwasteil
Grote handdoek (om gemorst water op te ruimen)
Daarnaast heb je nodig:
Vuile vaat om af te gaan wassen (afhankelijk van het niveau van de cliënten
kun je bijvoorbeeld kiezen voor onbreekbaar materiaal zoals plastic borden
en bekers)
Speaker en telefoon voor het afspelen van het liedje (optioneel)
Afwassen uitvoering
Start: iedereen zit om de tafel heen met in het midden alle materialen.
Voordat we starten met de activiteit beginnen we met een vast ‘ritueel’.
Bijvoorbeeld het luisteren of zingen van het afwasliedje op
YouTube.
Kies er bijvoorbeeld voor om tijdens het liedje met elkaar mee te klappen,
op tafel te tikken, te stampen, enzovoorts. Laat je cliënten vooral meedoen
met de muziek!
Nu kunnen we dan beginnen met afwassen. Vraag aan een van je cliënten wat
hij of zij nodig heeft om te gaan afwassen. Bekijk daarna samen of datgene
op tafel staat en ga het gesprek met de cliënten aan over wat er verder nog
nodig is. Benoem de naam van de cliënt voordat je de vraag stelt, zodat de
groep en de cliënt weet aan wie je de vraag stelt. Probeer elke cliënt op
deze wijze te betrekken bij de activiteit.
Laat vervolgens één cliënt een van de materialen pakken, of schuif het naar
deze cliënt toe.
Laat de afwasteil op de vuilniszak zetten zodat deze makkelijker over de
tafel te schuiven is. Rouleer nu steeds de afwasteil naar de eerstvolgende
cliënt zodat deze er telkens één ding aan kan toevoegen. De eerste cliënt
doet bijvoorbeeld water in het afwasteiltje, de tweede doet het afwasmiddel
erin, de derde en vierde doen de afwasborstel en het sponsje erin.
Wanneer alle materialen gebruikt zijn kan er daadwerkelijk gestart worden
met het afwassen. Je kunt nu op twee manieren gaan afwassen:
Manier 1: Bij deze manier probeer je alle cliënten een voor een te
betrekken door ze ieder één deeltaak te laten uitvoeren.
Je begin met de afwasteil voor de eerste cliënt neer te zetten. Nu laat je
hem of haar er een vuile vaat indoen. Daarna wordt de afwasteil
doorgeschoven en kan de volgende cliënt met de afwasborstel of het sponsje
het gaan schoonmaken. De derde cliënt kan het er vervolgens uit halen en de
vierde cliënt kan het tenslotte afdrogen.
Op deze wijze kun je taken afstemmen op de individuele mogelijkheden, hoeven
cliënten niet lang te wachten en wordt er continue betrokkenheid van hen
gevraagd.
Manier 2: Mocht de afwisseling van de deeltaken van manier 1 juist voor
onrust zorgen? Laat dan iedere cliënt afzonderlijk één vuile vaat afwassen:
de vaat erin stoppen, schoon maken, eruit halen, afdrogen. Daarna gaat de
afwasteil door naar de volgende cliënt om wederom weer een vuile vaat schoon
te maken.
Probeer tijdens de activiteit zoveel mogelijk gebruik te maken van de
mogelijkheden van de cliënt! Heeft iemand een voldoende goede handfunctie om
vuile vaat te kunnen schoon maken? Fijn! Deze cliënt kan het dan uitvoeren.
Als de handfunctie echter beperkt is, dan kan deze cliënt wellicht wél
deeltaken uitvoeren zoals de vuile vaat erin doen of juist eruit halen.
Afwassen - afsluiting
Kies er bij de afsluiting bij voorkeur voor om de cliënten aan tafel mee te
laten helpen met opruimen. Ze kunnen dan helpen met het wegbrengen van de schone
vaat naar de keuken. Als dat niet gaat kun je dit (later) zelf doen.
De overige materialen kunnen weer terug in de box gestopt of in de kast
opgeruimd worden. Afhankelijk van het niveau en de mogelijkheden van de cliënten
kunnen ze meehelpen.
Tips voor in de praktijk
Met bovenstaande voorbeelden heb je kunnen lezen hoe je een activiteit in een
groep kunt aanbieden. Daarnaast zijn er nog veel tips om de individuele cliënt
te betrekken en om na te gaan naar wat er wél mogelijk is:
Benoem altijd de naam van de cliënt als je vragen stelt in de groep. Op deze
wijze is het voor iedereen duidelijk aan wie de vraag gesteld wordt.
Let op overzicht tijdens de activiteit. Maak op tafel gebruik van een
opgeruimde werkplek die voor de cliënt overzichtelijk is. Kies er
bijvoorbeeld voor om de losse materialen in een bak te doen en telkens
alleen de materialen aan te geven waar op dat moment iets mee moet gebeuren.
Let op het toepassen van contrast. Door te kiezen voor een witte afwasteil
en een zwarte afwasborstel valt de afwasborstel meer op in het water met
sop. Eventueel kun je de afwasteil nog meer laten opvallen door er een witte
vuilniszak onder te leggen.
Is er sprake van bijvoorbeeld een gezichtsveldbeperking, wees je dan ook
bewust op welke plek je de materialen aanbiedt en hoeveel materialen er
zichtbaar zijn in het gezichtsveld van de cliënt.
Vertraag! Ga niet te snel in het uitvoeren van de activiteit. Vaak hebben
cliënten meer tijd nodig om te ervaren en plaatsen wat er gebeurt voordat ze
door kunnen naar de volgende stap.
Behalve het werken aan tafel op het platte vlak, kan het in sommige gevallen
juist beter zijn om verticaal te werken. Maak gebruik van een schuine
werktafel waar de materialen op staan zodat deze beter zichtbaar zijn.
Gebruik ondertitelen tijdens het werken. Lukt het de cliënt niet om fysiek
even mee te helpen? Benoem dan wat je aan het doen bent en stel vragen aan
de cliënt om deze betrokken te houden.
Neem de tijd om je cliënten het materiaal te laten ontdekken. Laat ze
bijvoorbeeld eerst het materiaal vasthouden en voelen voordat je gaat
afwassen. Neem hier ook bewust de tijd voor.
En als laatste tip, maak plezier met elkaar! Zorg voor een leuke en
ontspannen activiteit zodat er met plezier op terug gekeken kan worden en
dat de activiteit herhaald kan worden.
Heb je nog vragen?
Mail naar kennisportaal@visio.org, of bel 088
585 56 66.
Meer artikelen, video’s en podcasts vind je op
kennisportaal.visio.org
Koninklijke Visio
expertisecentrum voor slechtziende en blinde mensen
www.visio.org